Op deze pagina is een overzicht van de bekende ruimtes van de
Schweitzertrackt en de geschiedenis te vinden. De ruimtes staan beschreven in de
onderstaande tabel, waarvan de nummers corresponderen met de nummers op de
plattegrond. Indien er meer informatie beschikbaar is over deze ruimte, is er
een knop te vinden met het kamernummer.
Klik op de knop hieronder om rechtstreeks naar de historie toe te gaan.
A01 | Zwitsersepoort Schweitzertor |
Deze poort was van oudsher de toegang
tot de Hofburg. Was hier aanvankelijk een versterkte poort, maar in
opdracht van keizer Ferdinand I is deze in 1553 omgebouwd tot deze
schitterende renaissance poort. De poort is versierd met
Bourgondische motieven en het wapen van Ferdinand. Naast de poort is
een voetgangerspoortje. Beide poorten konden tot in de 18e eeuw
worden afgesloten met een ophaalbrug. De ophaalpunten zijn nog
steeds zichtbaar.
|
A02 |
Binnenplaats Schweitzerhof |
Deze binnenplaats vormt de kern van
het oude kasteel welke gebouwd is door Hertog Leopold van Babenberg.
Klik op de onderstaande knop voor de verdere geschiedenis.
|
A03 | Trap
der Ambassadeurs Botschaftersteige |
Deze trap vormde lange tijd de
hoofdingang van het paleis. Hier werden de ambassadeurs ontvangen,
maar ook de staatshoofden en andere hoogwaardigheids bekleders.
De trap is gebouwd in 1750 door Jean Nicolas Jadot en verbind de
representatieve vertrekken rechtstreeks met de Schweitzerhof.
|
A04 |
Entreezaal Entreezimmer |
Via deze kamer kunnen zowel de officiële vertrekken als de hofkapel worden betreden. |
A05 | Burchtkapel Hofburgkapelle |
De gotische Burgkapelle, gebouwd door de Hollandse architect Nikolaus Gerhart
van Leyden in opdracht van keizer Frederik III, werd in 1449 ingewijd.
|
A06 |
Lijfwachtenzaal Trabantestubbe |
In deze hielden de lijfwachten van de keizer de wacht en controleerde de bezoekers. Nu is het een zaal voor ca 120 bezoekers van het congrescentrum. |
A07 | Ridderzaal Rittersaal |
De Ridderzaal was dé ontvangstsalon
van de Hofburg tot dat deze werd uitgebreid met de Redoutezalen en
de feestzaal.
|
A08 |
Antichambre Antekammer |
Deze kamer was de overgang tussen de torenkamer waar nu de Marmerzaal is en de vleugel waar de Radetzkyvertrekken zijn. |
A09 |
Marmerzaal Marmorsaal |
Deze zaal is gebouw boven op de vroegere stadspoort. Hoewel het lijkt alsof deze bij de Leopoldstrackt hoort, hoort die bij de Schweitzertrackt. De Leopoldstrackt is tegen deze stadspoort aangebouwd. |
A10 | Schatkamer Weltlichen und Geistliche Schatzkammer |
De geestelijke en wereldlijke
schatkamer van het Oostenrijkse keizershuis kan zonder twijfel de
belangrijkste schatkamer van Europa worden genoemd.
|
A11 | Radetzky-appartement Radetzky-apparement |
Deze vertrekken behoorde vroeger tot
de belangrijkste vertrekken van het hof. Het is niet bekend wie er
allemaal hun vertrekken hebben gehad, maar diverse belangrijke leden
van het keizerlijk huis moeten hier gewoond hebben.
De naam hebben ze gekregen omdat maarschalk Radetzky deze vertrekken mocht gebruiken als beloning voor zijn daden bij het neerslaan van de revolutie in 1848. Na zijn dood hebben de vertrekken onder andere gediend als kinderkamer voor de kinderen van Frans Jozef en Elisabeth. |
Alte Burg (Schweizerhof)
De oudste kern van het zeer uitgebreide, zich kilometers lang uitstrekkende Hofburgcomplex, is de Alte Burg, ook wel het Schweizer Hof genaamd. Hertog Leopold VI, der Glorreiche, de laatste Babenberger hertog, die over Oostenrijk regeerde, is de stichter van de Alte Burg. Hij betrok deze burcht, daar zijn residentie Am Hof te klein was geworden. Waarschijnlijk was 1221 het stichtingsjaar. In dat jaar verleende hij aan de Weners het stadsrecht en tevens het stapelrecht voor alle waren, die over de Donau naar Hongarije werden vervoerd. In dit stadsrecht verklaart hij: ,Wir wollen, dass jedem Burger sein Haus eine Feste sei".
Oudst bekende afbeelding van de Hofburg
Zelf gaf hij het voorbeeld hiertoe door een burcht te bouwen, die grote overeenkomsten vertoond moet hebben met kastelen als het Muiderslot in Nederland. Dit Weense stadsrecht van 1221 is het oudste bewaard gebleven stedelijke privilege. Een onder, thans verloren gegaan, privilege, waarbij aan Wenen stadsrechten werden verleend, dateert reeds uit 1198.
De eerste jaren van de Hofburg waren glorierijke jaren. Leopold VI dankt
hieraan zijn bijnaam "der Glorreiche". De Hofburg was al direct een centrum van
cultuur en hoofse minnezang. Ottokar von Horneck, de schrijver van de ,Steirische
Reimchronik", verbleef aan dit kunstzinnige hof, maar eveneens de avontuurlijke
ridder Ulrich von Liechtenstein, die door zijn minnedicht ,Frauendienst" een
grote vermaardheid verwierf. Het meeste opzien baarde de legendarisch geworden
Salzburgse zanger Tannhauser, die voor Hertog Leopold der Glorreiche een,
Preislied" zong. Dit beviel de hertog zo bijzonder, dat hij Tannhauser als dank
een groot huis in Wenen ten geschenke gaf. De avontuurlijke Tannhauser, zou
volgens een oude volkssage, enige jaren vol zinnelijk genot hebben doorgebracht
bij Frau Venus in de Hurselberg van het Thuringer Wald. Uit vrees voor eeuwige
verdoemenis verliet hij tenslotte Frau Venus en ging als een berouwvolle zondaar
naar de paus in Rome in de hoop op vergeving, een vergeving die hem later
deelachtig zou werden. Wagner wijdde aan hem een opera.
Deze bloei van hoofse literatuur in de Alte Burg ging tanen onder Leopolds
opvolger Frederik II der Streitbare, de laatste Babenberger, bij wiens dood in
1246 dit roemvolle geslacht uitstierf. Ook de Boheemse usorpator, koning
Przemysl Ottokar, die in 1251 Wenen wist te bezetten, resideerde in de Hof burg
en ondertekende hier zijn staatsstukken demonstratief met de woorden: ,,in
unserem Hause". Toen hij op 26 augustus 1278 in de Slag van Dürnkfeld op het
Marchfeld bij Wenen kroon en leven verspeelde, deed diens tegenspeler Rudolf I
van Habsburg er zijn intrede.
Rudolf I van Habsburg
Zijn geslacht, dat Oostenrijk zou verheffen tot een wereldmacht, maakte de
Hofburg tot residentie. Ook al woonden verschillende Habsburgse heersers bij
voorkeur elders, bijvoorbeeld in Slot Sch6nbrunn, de Hofburg bleef de officiële
residentie, immers volgens een oude traditie is hij, die zetelt in de Hofburg de
Heer van Oostenrijk. Keizer Rudolf I verbleef drie jaar in de Hofburg. Zijn
gemalin, Anna von Hohenberg, stierf er.
Rudolf had aan Wenen de ,Reichsunmittelbarkeit" gegeven. Hierdoor kwam deze
belangrijke stad regelrecht onder zijn gezag te staan en was alleen aan hem
verantwoording schuldig. Rudolf had dit gedaan, toen Oostenrijk nog niet aan
zijn zoon was beleend. Toen echter in 1282 de Habsburgers officieel in het bezit
van Oostenrijk was gekomen, veranderde de situatie volkomen. Zouden de
keurvorsten na Rudolf's dood een vorst kiezen, die niet tot het Huis Habsburg
behoorde, dan Zouden de Habsburgers hun gezag over de, ,,Reichsunmittelbare"
stad Wenen verliezen. Met dit voor ogen hief Rudolfs zoon Albrecht, met
toestemming van zijn vader de ,Reichsunmittelbarkeit" van Wenen op. De Weners,
de grote macht van de Habsburgers vrezend, kwamen daarom in 1287 in opstand.
Overgebleven stukje slotgracht
De leiding van de opstand berustte bij het schoenmakersgilde. De overmoedige schoenmakers hadden het plan met hun leesten een gedeelte van de gracht rond de Hofburg te dempen en via die dam deze burcht te bestormen. Albrecht liet hen rustig hun gang gaan. Hij had inmiddels ongemerkt de Hofburg verlaten en buiten Wenen op de Kahlenberg in een oud kasteeltje zijn intrek genomen. Van zijn hoge post uit, organiseerde hij de omsingeling van de stad. Alle toegangswegen werden geblokkeerd, zodat geen levensmiddelen meer konden werden toegevoerd. Albrecht dacht niet aan een bestorming van de stad, doch wachtte rustig af, totdat de voedselvoorraad in Wenen totaal op was. Gedwongen door de honger gaf toen de stad zich vanzelf over. De schoenmakers kregen van de hertog de raad, zich voortaan bij hun leest te houden! Van de oude slotgracht bleef nog een stukje bewaard.
Frederik de Schone
Albrechts opvolger hertog Frederik de Schone (1308-1330) wist door zijn edelmoedige houding de liefde van het Oostenrijkse volk te winnen. Het is vooral aan hem te danken, dat Oostenrijk en Habsburg tot een onverbrekelijke eenheid samensmolten. Opstanden van de Weners tegen hun landsheer kwamen niet meer voor. Keizer Maximiliaan I schreef in de Hofburg zijn romans: ,Weisskunig" over het leven van zijn vader keizer Frederik III en ,Theuerdank", waarin hij de avonturen op zijn ,Brautfahrt" naar Gent beschreef, waar hij in het huwelijk trad met Maria de Rijke, de hertogin van Bourgondë.
Maximiliaans kleinzoon, keizer Ferdinand I, liet de Alte Burg totaal ombouwen in renaissancestijl. De Schweizertor uit 1552 herinnert ons aan deze keizer. Wij lezen er in het Latijn zijn naam en zijn vele titels.
Binnenzijde Schweitzertor
De renaissancefontein, waarin zij, die Wenen gaan verlaten, maar er hopen terug te keren, muntstukjes plegen te werden (precies als in de Trevi-fontein in Rome), dateert ook uit de dagen van Ferdinand I.
De Alte Burg was het toneel van grootse festijnen. In 1560 werden hier zes dagen achtereen toernooien gehouden ter ere van Ferdinands schoonzoon hertog Albrecht van Beieren. Zes jaar later in 1566 was de Hofburg getuige van een bont en kleurrijk militair vertoon, toen keizer Maximiliaan II, na diens keizerkroning in Frankfurt, zijn plechtige intocht deed in Wenen.
Keizer Maximiliaan II
Was keizer Maximiliaan II pro-protestant en waren zijn opvolgers Rudolf II en Matthias tolerant ten aanzien van de nieuwe leer, Ferdinand II, die in 1619 keizer werd, was fanatiek rooms-katholiek. Daar hij zich niet stoorde aan de door keizer Rudolf II in 1609 uitgevaardigde Majestätsbrief, waarbij aan de protestanten de bouw van kerken in Bohemen werd toegestaan, kwam in 1618 Bohemen in opstand. Deze opstand leidde tot de Dertigjarige oorlog.
De Boheemse opstandelingen onder Graf Matthias von Thurn stonden juni 1619 bijna voor de poorten van Wenen. Gezien deze omstandigheden wilden nu de protestantse leden van de hoge Oostenrijkse adel de keizer bewegen tot het afkondigen van een Tolerantie-edict.
Op 5 juni 1619 drong een protestantse afvaardiging van 16 leden onder leiding van Paul Jakob Starhemberg de praktisch onbewaakte Hofburg binnen en werd tot keizer Ferdinand toegelaten. Eerst had de audiëntie een rustig verloop, doch toen keizer Ferdinand tot geen concessies aan de protestanten bereid bleek, drukte men de keizer een ontwerp-Tolerantiebesluit in de hand. Men wilde hem, onder bedreiging, dwingen dit "ontwerp" te ondertekenen en het daardoor tot wet te verheffen. Juist had de Weense afgevaardigde baron Andreas Thonrädel zijn soeverein de brutale woorden: ,Unterschreib, Nandl" toegeschreeuwd, of er klonk op het burchtplein plotseling trompetgeschal. Geheel onverwachts waren toevallig 500 keizerlijke kurassiers onder leiding van overste St. Hilaire het burchtplein opgereden.
Deze kurassiers bevrijdden keizer Ferdinand uit zijn wel zeer benarde positie. De protestantse edelen dropen af. De keizer nam echter tegen hen geen maatregelen. Integendeel, hij ontving een aantal van deze heren in de namiddag opnieuw in audiëntie. Het kwam tot een verzoening, maar voor de zaak van het protestantisme kon door de heren niet veel meer bereikt worden. Wel werd er geen vervolging tegen de protestanten ingesteld en bleef de geloofsvrijheid behouden. De 11 de juni 1619 werd een gloriedag voor de kurassiers. Zij kregen voortaan het recht om zonder voorafgaande toestemming op elk uur van de dag de Hofburg te betreden. Dit speciale recht bleef, tot 1918 toe, bestaan.
Onder keizer Karel VI werd in de Alte Burg de Saulenstiege gebouwd en onder Maria Theresia de Botschafterstiege, een trap, die gereserveerd was voor de ambassadeurs, die aan de keizerin hun geloofsbrieven gingen aanbieden. Voor de bewaking van de Alte Burg zorgde tijdens Maria Theresia de "Schweizergarde". Hierdoor kreeg de Alte Burg de naam Schweizerhof.
Binnenplaats met hoofdingang naar Botschaftersteige
De laatste keizerlijke bewoners van de Alte Burg waren keizer Franz, de tegenspeler van Napoleon, en kroonprins Rudolf, die in 1889 bij het drama van Mayerling om het leven kwam. Keizer Franz en kroonprins Rudolf bewoonden er de tweede verdieping.
De andere ingang en trappenhuis van het kasteel
De Russen betrokken in 1945 de Hofburg, doch droegen het grootste deel weer spoedig over aan de Oostenrijkse regering. De 'unheimliche' sfeer maakt vooral in de late avonduren de Hofburg tot een minder prettige verblijfplaats. Wellicht is dit de oorzaak, dat de Russen, die door hun mystieke aanleg bijzonder gevoelig zijn voor het occulte, al spoedig de Hofburg prijsgaven. "Die weisse Frau" zou er als ,doodsengel" verschenen zijn, kort voordat noodlottige gebeurtenissen het Huis Habsburg in Oostenrijk troffen.
In het Schweizerhof zijn ook de Burgkapelle, alsmede de Geistliche- en de Weltliche Schatzkammer en de Burgkapelle te vinden.
Eén van de appartementen in deze vleugel is de zogenaamde Radetzky-appartement. Deze vertrekken zijn hem toegewezen als dank voor bewezen diensten, vooral voor het neerslaan van de opstand in Italië in 1848. Tegenwoordig is dit deel, samen met de officiële vertrekken, zoals de ridderzaal onderdeel van het congrescentrum. De laatste vorstelijke bewoners van deze vleugel waren keizer Frans II/I en kroonprins Rudolf. Zij hadden hun vertrekken op de 2e verdieping tussen de Schweitzer- en de Heldenplatz.
Voor bezoekers die via zoekmachines of rechtstreekse links op een losse pagina terechtkomen, is het met de onderstaande knop mogelijk de indexpagina te benaderen en zo de gehele site te bezoeken.