Granada

  Overzicht  
 
 

Granada was een door Joden bewoonde stad toen in 1012 de Berberse Ziriden zich vanuit Elvira terugtrokken op de veilige hoogten van het Alhambra.

Ze regeerden maar korte tijd vanuit de Alcazaba (het best verdedigbare deel van het Alhambra), tijdens de periode van de 'Ta'ifa koningen. De laatste Ziridische heerser was 'Abdul Allah Ibn Buluggin, de zeer intelligente kroniekschrijver van zijn tijd die faalde door een tekort aan meedogenloosheid. Hij raakte bekneld tussen Alfonso VI en het christelijke noorden en Joeoef Ihn Tashlin, leider van de fanatieke Almoravidische Berbers uit de Maghreb, aan de overzijde van de zee.

Uit de chaos van de minivorstendommen kwam Mohammed I in 1231 op als heerser over de stad en de provincie van Granada, en het is wonderlijk dat dit sultanaat als laatste van de Moorse staten in Spanje stand wist te houden om pas in 1492 na vele jaren van roem ten val te komen. Dat deze staat zo lang bleef voortbestaan kwam door de verdeeldheid onder de christelijke vorstendommen. Dat feit en het kleiner worden van het moslimgebied doordat zij aan de christenen steeds meer land als weideland voor hun enorme kuddes schapen verpachtten - de levering van 600 schapen aan liet hof door de Cisterciënzers maakte hun kuddes niet zichtbaar kleiner - betekende dat de kleine moslemnederzetting gedoemd was te verdwijnen.

Tevoren hadden de Nasriden belasting betaald aan Castilië dat daaraan de voorkeur gaf boven verovering. Ook onderhielden de Nasriden een sluw bondgenootschap met Aragon. Hun grootste vijand was de islamitische Maghreb, waaruit de Almoraviden en de Almohaden waren voortgekomen.

De Nasriden hadden geluk met de banden die ze over de Straat van Gibraltar heen in stand hielden. Nu werd het hof geconfronteerd met het fanatisme van godsdienstige leiders die het volk tot haat tegen hun toekomstige christelijke heersers aanzetten en zelfs in staat zouden zijn om die reden zelfmoord te plegen.

Toen het einde eenmaal kwam liet het een volk achter dat niet in staat was zich aan de verandering aan te passen en dat deels zelf schuld was aan de vijandelijkheid van het verenigd Spanje van de 16e eeuw. Gelukkig zouden de meer verstandige onder hen zich snel aanpassen: lijdzame families die aan de Inquisitie ontsnapten, niet in het minst omdat hun vaardigheden van essentieel belang waren voor een beschaafde levenswijze, namen nieuwe christelijke namen aan en gingen deel uitmaken van de maatschappelijke structuur van het rijk. Vele anderen hadden het zwaar te verduren en stierven of werden verbannen. Deze Morisken werden in NoordAfrika niet met open armen ontvangen, deels vanwege hun aantal maar ook omdat ze een veeltalige gemeenschap waren die onderling verdeeld waren en niet in staat de ballingschap enige vorm van eenheid te geven. De Spaanse architectuur heeft aan hen die achterbleven, ongeacht of zij echte bekeerlingen of schrandere pragmatici waren, de mudéjarstijl te danken.

Het Alhambra was niet één, maar een hele reeks gebouwen, verscholen achter schitterende verdedigingswerken op de uitloper van een berg die over de stad uitzag. Haar paleizen besloegen grote ruimtes waarvan sommige nu tuinen zijn waar gladiolen en andere (toen aan moslims onbekende) bloemen bloeien.

De heersers werden omringd door het gewone volk, waarvan voldoende aanwezig was om een grote moskee to kunnen bouwen en ze leefden te midden van regeringskantoren en de barakken van hun woest soldatenvolk. Graag trokken ze zich terug in de vredige rust van het Generalife en andere landgoederen waar het goed jagen was en rustig.

De versieringen van het paleis die hemelse tuinen en luchten voorstellen, worden heden ten dage veelvuldig gekopieerd door middel van mallen, evenals de fraai gekalligrafeerde friezen. Deze zijn merendeels uitgevoerd in het Naschi schrift, maar er zijn voorbeelden van bet oude met bloem-motieven gesierde Koefische schrift.

De oorspronkelijke verf, is ofwel verbleekt of gerestaureerd en de fabelachtige stoffering is verdwenen op een vaas in het Museum na (de Jarrón de la Alhambra). Zelfs Owen Jones, de meest invloedrijke 19eeeuwse autoriteit op het gebied van ornamentiek, wist de oorspronkelijke caleidoscoop van kleuren niet te doen herleven. Toch geeft de vaas een idee van wat er ooit geweest moet zijn, zoals ook de zijden stoffen in verscheidene musea, bijvoorbeeld de weinige maar nog in goede staat verkerende stalen in het Lazaro Galdiano Instituut in Madrid.

Vanuit de Plaza Nueva slingert de Cuesta de Gomerez omhoog naar de Puerta de las Granadas (Poort van de Granaatappels) boven op welke voorname entree drie granaatappels prijken.

 

Op een helling, verscholen in het groen, bevindt zich de Puerta de Bibarrambla (Zandpoort), die ooit midden in de stad stond, maar hier terecht kwam toen de huidige stad zich aan de voet van de heuvel begon te ontwikkelen. Het pad leidt langs de fontein van Karel V naar de Puerta de Justicia, (die uit 1348-9 dateert. Deze werd gebouwd door Joesoef I en heeft een van een dubbele boog voorziene entree geflankeerd door twee imposante voorportalen.

De massieve toren omsluit een prachtige hoefijzerboog onder diepe bakstenen dakranden. Daarachter bevindt zich een kleinere boog waarin zich de oorspronkelijke deuren bevinden met hun fraai beslag. Bovenop bevindt zich de inscriptie van Joesoef en in een betegeld Moors timpaan is een nis uitgehouwen waarin Ferdinand en Isabella in een wat kleinburgerlijke stijl een beeltenis van de H. Maagd plaatsten.

 

 

De weg leidt omhoog naar de in baksteen en pleisterwerk opgetrokken Puerta del Vino (Wijnpoort) die toegang gaf tot het stadsgedeelte.

Het werd onder Mohammed II gebouwd, maar later weer veranderd. In de facade aan de oostzijde bevinden zich onder de ver overhangende dakranden, die zoals gewoonlijk uit een laag bakstenen zijn gevormd, twee ramen tussen in reliëf gevormde stucdecoraties; evenals bij de Poort van de Gerechtigheid hebben de boogvullingen van de hoefijzerboog valse gewelfstenen, maar zijn verrijkt met roosterreliëfs rondom de op zon en maan gerichte schijven. Deze facade is van latere datum, en wel uit de regeringsperiode van Mohammed V in de 14e eeuw. Die op de westzijde is van gladde steen met geen ander ornament dan het merk waardige roosterwerk tussen kleine raampjes. De strakke vormgeving geeft de poort een fors uiterlijk, ondanks de met flinterdunne bakstenen uitgevoerde reparaties die zo kenmerkend zijn voor de mudéjar-architectuur. Vezir Nagrella restaureerde het tot een moderne vesting waarin de stedelingen zich tijdens een aanval van Berbers konden terugtrekken.

 


Deel Alcazaba

De werken werden door de Almoraviden en de Almohaden uitgevoerd voordat de Ziriden Granada veroverden. En zo kreeg in de 12e eeuw het Alcazaba haar tegenwoordige vorm door toevoeging van geweldige torens met courtines. Drie torens kijken uit over de latere paleizen aan de binnenkant: de Torre del Adarguero aan de oostzijde, de Torre Quebrada in het midden - waarschijnlijk het oudste - en de Torre del Homenaje (Toren van Eerbetoon, of Hoofdtoren) aan de westzijde. Daarin had de emir zijn eerste woonvertrekken met een voorportaal onder een koepel die geschraagd wordt door omgekeerde pendentieven als kropduiven op de hoeken van een achthoek.


Diverse torens

In de robuuste Torre de la Polvera (Kruittoren) leiden trappen naar de wandelgangen van de schildwachten en de verschillende gaanderijen rondom de Torre de la Vela, de indrukwekkende wachttoren met het kampement dat als Wanhoop ineengedoken bovenop de gevangenis nestelt. De tuinen in deze omgeving hebben niets van doen met de militaire werkelijkheid uit de moslemperiode, terwijl de geweldige vestingmuur over het zuidelijk deel van de heuvel gebouwd werd na de herovering en de verwoesting van de stadspoort. Mohammed had op de westflank een machtige uitvalspoort met de gebruikelijke bogentree laten bouwen, iets heel ongewoons in de islamitische vestingarchitectuur. Deze gaf toegang van en naar de stad, die zich over de steile hellingen uitbreidde. Binnen de lage muren bevindt zich een netwerk van uitgravingen op heup- en kniehoogte, waaronder ook een uitgebreide cisterne en baraklokalen. Hier werd in de bakstenen muren de Puerta de las Armas ingevoegd, met haar bakstenen gewelfstenen die in de drievoudige tanden van de hoefijzerboog en zijn omlijsting zitten vastgeklemd en in de top een fraaie lus vormen.

Het Alcazaba was ontzagwekkend; tegenwoordig is het een waarnemingspunt van waaruit men, neerkijkend op de latere bouwsels, zich een beeld kan vormen. Men kan zien dat alle elementen onafhankelijk van elkaar zijn hetgeen gedeeltelijk te danken is aan de traditie dat een zoon wel de kleren maar niet het huis van zijn vader erfde, zodat er door gebrek aan ruimte vroeg of laat een paviljoen aan toegevoegd werd.


 

Om het Alhambra in chronologische volgorde te bezoeken zou men in staat moeten zijn als een vogel heen en weer te kunnen vliegen; zelfs dan zou men zich in zijn pogingen gefrustreerd zien door afbraak en tuinen in renaissancestijl.


Ingang

Daarom kan men het beste de route volgen zoals door de directeur van het Alhambramuseum, Antonio Fernandez-Puertas is aanbevolen. De toegangsweg is sober en ligt in de schaduw. Moorse paleizen werden in een ingetogen stijl gebouwd, zonder de pompeuze ijdelheid van Westerse facades. Men gaat dus bij wijze van spreken door de achterdeur naar binnen en de bezoeker begint in het Mexuar (al-Mashwar of Audiëntiezaal) van het Palacio de Comares, dat zijn afmetingen ontleent aan de herbouw in 1365 door Mohammed V.


Audientiëzaal of wel de Gouden zaal

Het heeft een elegante galerij met vier pilaren die vroeger de lantaarn droegen en het Oog van God naar binnen liet. Van de aanzienlijke veranderingen noemen we het overbrengen van decoratieve elementen uit andere kamers. Aan het einde bevindt zich het Oratorium waarvan de vloer iets lager ligt uit eerbied voor Westerse gewoonte om te gaan staan waar moslems in kleermakerszit zouden gaan zitten om door de openslaande ramen naar buiten te kijken. Deze zijn net zo open als een arcade. Daarboven bevindt zich een tweede rij ramen met sierlijk rastervormig pleisterwerk, de ene rij is voor licht en de andere voor lucht.

De kamer is maagdelijk in haar witheid en de veelhoekige mihrab(nis) is zeer subtiel versierd. Het houten plafond is vlak, terwijl het snijwerk van de huidige deur een concessie aan toeristen is. Dat is van belang omdat het Oratorium waarschijnlijk eerder werd gebouwd dan het Mexuar en de oorspronkelijke ingang naar het Alcazaba en de woonvertrekken van de emir leidde. De sierlijk gesnoeide heggen in de tuin zijn niet uit de moslemtijd.


Patio

Het Mexuar leidt naar een elegante patio met een ondiepe vijver die zijn naam ontleent aan het opnieuw verfraaide Cuarto Dorado dat na de herovering in mudéjar-stijl werd gebouwd.

 


 

Aan de andere zijde van deze hof bevindt zich de opmerkelijke maar ingetogen facade van het Palacio de Comares dat uit 1370 dateert. De vele overhangende dakranden dienden ter bescherming van Mohammed V wanneer deze bezoekers ontving, links bevindt zich de deur naar de koninklijke woonvertrekken terwijl de rechterdeur werd gebruikt door de bestuursfunctionarissen die strikt gescheiden werden gehouden.

 

Boven de twee rechthoekige deuren bevinden zich twee ramen voor de hofdames met kleine verbonden ramen er tussen in; het geheel is van een zo harmonieuze en evenwichtige schoonheid dat zelfs de lichte glooiing in het vloerniveau storend aandoet omdat de versieringen ondergeschikt waren aan de mathematische vereisten, het hoogtepunt van scholing en ervaring.

Vanuit deze hof leidt de koninklijke deur naar een elegant portaal met trap en via de gebogen ingang komen we in de Patio de los Arrayanes. Zachtjes klaterend vult een zwakke fontein hier de rechthoekige vijver tussen de lage myrtehagen die hun naam gaven aan deze binnenhof. De vijver geeft verkoeling aan de hoogreikende portalen die het flankeren, weerspiegelt het licht in hun schemerduister en verdubbelt door weerspiegeling de arcaden van dit paradijs, een weerspiegeling waarin men de sterren kan zien. Er zijn zevenbogige arcades met panelen van geborduurde siermotieven, waarbij de middelste boog altijd hoger is, niet om een gewone hoefijzerboog te laten zien, maar een die onder zijn drievoudige ramen verwijst naar de muqarna's of de overvloed van stalactieten die nog komen. Aan beide zijden van de sobere hof bevinden zich de vier appartementen voor de vrouwen met daarboven de ramen voor hun wintergalerijen.

Deze lange kamers hebben diepe alkoven voor divans maar van versiering is niet veel meer te merken. Het portaal aan het zuidelijke uiteinde werd vernietigd bij de bouw van het paleis van Karel V maar de gerasterde galerij bestaat nog. Hier bevonden zich de woonvertrekken van de prinsen en hun gouverneurs.

 

Daar tegenover lag de Sala de la Barca, het privéverblijf van de sultan voor zowel overdag als 's avonds, want ook hier bevinden zich aan beide uiteinden alkoven voor de divans. Boven iedere alkoof rijst een kobaltblauwe halfkoepel op om de soevereine vorst van zoete dromen te verzekeren, terwijl de lange kamer er tussenin voorzien was van een ander diep plafond in de vorm van een boot. De versiering bestaat o.a. uit fraaie inscripties van een heldendicht in versvorm boven de azulejos, panelen van groene, witte en zwarte, zachtpaarse en vaalgele tegels die een sterrenformatie vormen.

Deze maakten alle deel uit van de nieuwe inrichting van het paleis door Mohammed V tussen 1362 en 1370, toen de weelderige stucversiering werd voltooid. Tussen de salon en de troonzaal bevindt zich een gang die naar het privé-oratorium leidt dat nauwelijks groter is dan een mihrab, waar de prins zich in gebed kon verdiepen; aan het andere uiteinde gaat men via een trappehuis omhoog naar zijn wintervertrekken
 

De belangrijkste ruimte in dit paleis is de troonzaal, de Salón del Trono, die nog vóór 1354 was gebouwd voor Joesoef I. De aanwezigheid van de heerser, die gewoon was mysterieus te zitten kijken in het licht van het middenraam dat was gedrapeerd met dure witte zijde, vormde de climax bij de komst van een ambassadeur of een onderdaan. De zaal is een verbazend kunststuk. Haar massieve muren maken de raamnissen tot kleine kamers met bovenin twee lichtbronnen. De enorme ondiepe in stucwerk uitgevoerde muurvlakken tussen deze ramen en het met sterren versierde rasterwerk van de arcade onder het dak zijn tegenwoordig niet gekleurd, hoewel het oneffen oppervlak dat hier en daar door stof van bakstenen rood getint is in het zachte zonlicht een gloed uitstraalt. In de Moorse tijd echter was het net zo kleurrijk als een wandtapijt had kunnen zijn als de mens in staat was geweest er een te weven van zo'n immense grootte. In de vegetale of geometrische vormgevingen zijn panelen verwerkt met citaten uit de koran alsook lyrische ontboezemingen over menselijk geluk. Het vakmanschap van de lambrisering van azulejos is al even verfijnd als al het overige. Het plafond is een meesterstuk van timmerkunst en onnavolgbaar in zijn gecompliceerdheid.

Driedimensionaal is daar de reis door de zeven hemelen afgebeeld temidden van de sterren van het paradijs in de kroon van de koepel waar de laatste hemel is, de troon van God.

 


 

Mohammed V wilde onderscheid maken tussen de zetel van de soevereiniteit en zijn persoonlijke woonvertrekken en bouwde daarom de meest beroemde hof, de Patio de los Leones (Leeuwenhof), loodrecht op de Myrtenhof. Deze was bereikbaar via de Sala de los Mozarabes, die door een explosie van haar veelgeprezen plafond werd beroofd. De zaal loopt breed uit in een paviljoen van arcaden en slanke pilaren met stalactietbogen en koepels. Van hieruit heeft men zicht op haar tegenhanger langs de hoofdas van een waterloop die wordt gevoed door twee miniatuurfonteintjes aan beide zijden van een oversteekplaats waar het veelhoekige op de ruggen van leeuwen rustende waterbekken uit de periode van Mohammed V staat.

 

Aan de zuidzijde druppelt het water uit de Sala de los Abencerrajes met haar fontein in het midden onder een immense koepel in de muqarnas-stijl met een overvloed aan sterren en koepeltjes, alleen niet meer prachtig geverfd hoewel er sporen van kleuren in te zien blijven.

Desondanks is het effect er een van ongeëvenaard vuurwerk, waarin ieder element vanuit het ander afdaalt. De zaal werd voor winterfeesten gereserveerd: het zomeramusement speelde zich af in de Sala de los Reyes (Zaal der Koningen) aan het andere uiteinde van de hof. Deze lange kamer is wel traditioneel maar heeft toch een vreemde vorm, waarbij een reeks van wat meer naar achteren gelegen nissen loges voor gasten suggereren, hoewel deze, zoals meestal bij loges, een slecht zicht op de uitvoerders gehad zouden moeten hebben. Drie grotere nissen worden geflankeerd door kleinere die als pantry's voor het dienstpersoneel of voor de hovelingen zouden hebben kunnen dienen.

 

Drie kamers hebben hun geschilderde plafonds nog. Deze vertellen verhalen van de edelen, inclusief dat van een edele moslem die het hart van een meisje heeft veroverd op haar christelijke minnaar. Het is een kamer die zowel open als gesloten lijkt, waar ruimten van licht elkaar afwisselen met die van duisternis. Er zijn achter deze arcades doorkijkjes die de levensader van het Alhambra en andere grote Moorse bouwwerken vormen, overeenkomstig de meer prozaïsche chambres de parade van Westerse paleizen.

De patio vloeit over in de arcaden en reikt naar iedere nis totdat binnen en buiten hun betekenis geheel verliezen.

Aan de laatste zijde van de patio bevindt zich de Sala de las Dos Hermanas (Zaal van de Twee Zusters) met de bovengelegen winterverblijven. De zusters zijn geen verborgen schoonheden maar, prozaïscher, twee grote marmeren platen in het plaveisel. Deze schitterende zaal is omrand met prachtige verzen die in opdracht van vizier Ibn Zamrak werden geschreven ter ere van de besnijdenis van de zoon van Mohammed V.

De koepel is een geëxplodeerde vallende ster die vervolgens in de ruimte is bevroren. Ook hier worden licht en doorkijkjes afgewisseld met plotselinge vergezichten door vensters over de stad heen naar het berglandschap of naar een of ander intiem binnenhof met een enkele boom. De architectuur heeft hier haar Everest bereikt en laat de Nasridische stijl geen verdere ruimte voor nog hogere prestaties. De lange smalle Sala de los Ajimeces (Zaal der Tweelingvensters) heeft afgezien van de dubbelbogige ramen waarboven zich een mooi muqarna-plafond bevindt slechts kale wanden. De middelste boog geeft een doorkijk op de Mirador of het tuinpaviljoen van de Linderaja die neerkijkt op een tuin waarin een vijver vroeger de uitspringende kamer weerspiegelde.

 

De kamers naast dit woonvertrek, inclusief de nieuw ingerichte Peinador de la Reina behoren tot de periode na de herovering evenals de lager gelegen tegenwoordige Linderaja-hof. Aan de zijkant hiervan bevindt zich de toegang tot de Comares-hammam, of het Arabische bad, dat veranderd en gerestaureerd is. Karel V maakte er gebruik van en liet de marmeren vloeren leggen.

 

 

 


 

Het Palacio del Partal dateert uit het begin van de 14e eeuw en is het oudste deel van het paleis. Het is nu een eenvoudig paviljoen waarvan de muur aan het andere einde bijna even open is als het terras dat op de grote vijver uitkijkt. Hoewel de toren er armzalig bij staat, getuigt hij van voortreffelijk vakmanschap, maar de vijver is verfraaid door twee grote uit de bek druppelende leeuwen die ooit geacht werden uit het Maristan te zijn gekomen, het stadsziekenhuis dat in de jaren na 1840 op onverantwoorde wijze werd verwoest. Het in een hoek geplaatste oratorium was vóór 1354 voor Joesoef I gebouwd en is fascinerend in zijn details, evenals de fraaie mihrab met zijn hoefijzervormige ingang. Het gebouw is zo bescheiden van opzet dat het een schildwachthuisje voor een koning zou kunnen zijn om soldaatje mee te spelen. Het tuinontwerp is niet uit de Moorse tijd.

Men kan zich van het eigenlijke domein enig idee vormen uit de maquette in de Torre de la Calahorra in Córdoba. De tuinen strekken zich tegenwoordig uit over de fundamenten van een paleis van joesoef 111 dat uit het begin van de 15e eeuw dateert. De muren en torens zijn grotendeels gerestaureerd. De Torre de los Picos, de toren met de machicoulis, werd door Mohammed III uitgebreid en het interieur ervan door Ferdinand en Isabella veranderd. Die van de Qadi, of magistraat, is een wachttoren, maar de Torre de la Cautiva (de Gevangen Vrouw) is een door Joesoef 1 gebouwd miniatuurpaleis. De vensters en de versiering zijn van ongerepte schoonheid, maar de koepel is gerestaureerd. Een lint van gedichten loopt over de muren. De volgende toren, de Torre de las Infantas (van de Prinsessen) is minder fraai en dateert uit ongeveer 1400 en het bewind van Mohammed VII. De noordwestelijke muren worden zelden van nabij bekeken en zijn weinig interessant op de imposante Puerta de Siete Suelos (Poort van de Zeven Verdiepingen) na, die correct is gerestaureerd.


 


Het Generalife


In 1971 werd over het ravijn een brug gebouwd om de tuinen van het Alhambra te verbinden met die van het Generalife, welke brug de indruk wekt dat het landgoed een verlengstuk van de paleizen was. Het was slechts een van een aantal landelijke toevluchtsoorden dat alleen na een zware tocht te bereiken was.
 
Legenda

 

1

Nieuwe tuinen van het Generalife

8

Isma'il toren

2

Entrance to Palace of Generalife

9

Hof van de  Cypressen van de koninging

3

Toegangs hof

10

Boventuinen van het Generalife

4

Entree tot het paleis

11

Water trappen

5

Hof van het water kanaal(Patio de la Acequia)

12

Romantische Mirador

6

Mirador van  Generalife

13

Poort naar de  Merceria

7

Koningshal

14

Huis van de vrienden

 

 

 

 

 

Generalife is volgens de meeste deskundige een verbastering van de samentrekking van twee Arabische woorden: Djennat = (groente)tuin, boomgaarde, paradijs. En van Al Arif = Architekt, bouwheer.

Het ligt buiten het eingelijke Alhambra en werd gebruikt als buitenverblijf. Je kon hier buiten de stad zijn en toch heel dicht bij. Te paard was het slechts 5 minuten. Het gebouw ligt op een heuvel en heeft een schitterend uitzicht.


Uitzicht vanuit de tuinen op het Alhambra

Dit paleis had eerst te lijden van verwaarlozing door het huis Bourbon en kwam vervolgens in handen van een onbelangrijke edele die te weinig geld had voor het onderhoud. Na een brand in 1958 kreeg men pas duidelijk inzicht in de vorm van de verloren woonvertrekken.

De tegenwoordige tuinen bederven het effect van het geheel, want oorspronkelijk was het een landgoed met groentetuinen en weiden voor schapen en rundvee. Een bezoeker steeg in de lager gelegen patio van zijn paard af en liep over de trappen naar de lange rechthoekige omsloten tuin, de Patio de la Acequia (waterlopen) die zich aan de voorkant van het paleis uitstrekte. Deze tuin was verdeeld in povere, ondiepe vijvers en had een belvédère dat naar beneden uitkeek over het Alhambra, zo dichtbij en toch ook zo ver. Het geheel van arcaden aan het noordelijk uiteinde van de tuin is oorspronkelijk.

Een lang gebouw vormde het koninklijke woonverblijf en een aparte toren zou wel eens de koninklijke troon gehuisvest kunnen hebben. Het rustvertrek boven is sterk gewijzigd. Een deel van dit werk was te danken aan de restauraties van Ismail in 1319. De trappen leiden de bezoeker omhoog naar de Patio del Ciprés de la Sultana (Hof van de Cipres van de Koningin), die ten tijde van de Renaissance opnieuw werd ontworpen

 

De steunmuren van de Generalife staan gedeeltelijk nog overeind, vooral de lagere terrassen in de richting van het Alhambra, en hun stijl suggereert dat het landgoed al vroegtijdig in het bezit was van de dynastie der Nasriden.

Bronnen:

o.a. http://www.pommelhouse.com/albums/spain/realesalcazares.shtml

Top

 

Voor bezoekers die via zoekmachines of rechtstreekse links op een losse pagina terechtkomen, is het met de onderstaande knop mogelijk de indexpagina te benaderen en zo de gehele site te bezoeken.

Gehele site