Indeling voor de restauratie
Voor de restauratie |
Na de restauratie |
De Albertina, 's werelds grootste grafische verzameling, met tekeningen en ertsen van Rembrandt, Rubens, Albrecht Dürer en ontelbare andere meesters, werd opgericht door hertog Albert van Saksen-Teschen, gouverneur van de Oostenrijkse Nederlanden, gehuwd met Maria Christine, lievelingsdochter van Maria Theresia. Voor zijn geweldige grafische verzameling liet Hertog Albert het 1747 daterende Palais Taroucca in de jaren 1801-1804 ombouwen tot de Albertina.
Biografie stichter Albertina
Albert Casimir van Saksen (Moritzburg bij Dresden 11 juli 1738 - Wenen 10
februari 1822), hertog van Teschen, was landvoogd van de Oostenrijkse
Nederlanden en kunstverzamelaar. Hij was een jongere zoon van Frederik August II
van Saksen en Maria Josepha van Oostenrijk, dochter van keizer Jozef I.
Hij nam als vrijwilliger dienst in het Oostenrijkse leger en werd in 1760 luitenant-generaal. In 1766 trad hij in het huwelijk met aartshertogin Maria Christina, dochter van keizer Frans I Stefan en Maria Theresia. Tijdens de bruiloft werd zwart gedragen daar Frans Stefan kort te voren was overleden. Het huwelijk, dat als gelukkig te kenmerken is, bracht Albert Casimir uit de nalatenschap van zijn schoonvader diens bezittingen rond Teschen in Silezië, waaraan de titel hertog van Teschen werd verbonden.
Na van 1765 tot 1780 te Pressburg stadhouder van Hongarije te zijn geweest, werd hij in dat laatste jaar door Maria Theresia samen met zijn echtgenote tot landvoogd van de Oostenrijkse Nederlanden benoemd. Deze functie bracht echter geen politieke verantwoordelijkheid met zich mee. Tussen 1782 en 1784 werd voor het paar als buitenverblijf te Brussel het Paleis van Laken gebouwd.
Albert ontvluchtte Brussel bij de Brabantse Omwenteling in 1789 met zijn vrouw en keerde pas in 1791 terug. In de oorlog tegen Frankrijk voerde hij in 1792 het bevel over het leger voor Rijsel. Hij moest het beleg echter opgeven en, nadat hij bij Jemappes was verslagen, de Nederlanden andermaal verlaten. Hij streed in 1794 als rijksveldmaarschalk nog samen met Pruisen, maar verliet het leger op 25 mei 1795.
Hierna vestigde hij zich samen met zijn vrouw in Wenen. Daar gaf hij grote sommen geld uit aan schetsen van grote meesters als Albrecht Dürer, Rafaël en Peter Paul Rubens en aan kopergravures. Deze verzameling, die na zijn dood overging op zijn neef en stiefzoon aartshertog Karel, heet naar hem Albertina, bestaat nog steeds en is ondergebracht in zijn voormalige residentie. Na Maria Christina's dood aan tyfus (1798) liet hij Antonio Canova voor haar een grafmonument bouwen. Hijzelf stierf op 10 februari 1822.
|
Toen hertog Albert in 1822 op 83 jarige leeftijd overleed, erfde de bekende veldheer aartshertog Karl, gemaal van Prinses Henriette van Nassau-Weilburg, de Albertina. Aartshertog Karl liet de Albertina voor het publiek openstellen. |
Op de Albrechtsrampe bij de Albertina, zien wij het ruiterstandbeeld van
aartshertog Albrecht, de zoon van aartshertog Karl en prinses Henriette.
Aartshertog Albrecht was, gelijk zijn vader, een bekend veldheer. Onder zijn
standbeeld zien wij een prachtige fontein, de Donaubrunnen.
|
|
|
|
|
|
De Albertina en de Albrechtsrampe hebben in 1945 bomschade geleden, die thans geheel is hersteld. Amerikaanse vliegers waren namelijk van mening, dat de Staatsoper een station was en de vlak hierbij gelegen Albrechtsrampe met de Albertina het daarbij behorende spoorwegemplacement. Een gebouw wat tegenover de Albertina lag, werd compleet verwoest, inclusief de dooronderliggende schuilkelder. De aanwezige in die kelder zijn allen omgekomen. |
|
|
|
Na de oorlog is het gebouw fraai gerestaureerd en werd weer een museum van wereld-allure. In de jaren 90 ontstond echter ontstond de behoefte het museum uit te breiden en te moderniseren. Het gebouw werd volkomen gerestaureerd en er kwam ook een nieuwe ingang. Helaas hebben de architecten gemeend deze ingang te moeten voorzien van een enorme overkapping die de gehele gevel aantast.
Niet alleen de luifel verstoord het beeld. Ook de gevel zelf is aangepast. Met name het onderste deel van de gevel is aangepast. Daar zijn de oude ramen verdwenen en ook de ingang is aangepast.
Oude situatie |
Nieuw situatie |
Ook inwendig heeft het gebouw een metamorfose ondergaan. Maar hier is meer de historie teruggebracht in plaats van aangetast. Zo is er een roltrap direct achter de ingang en is de oude binnenplaats overdekt, zodat die kan dienen als hal of als ruimte voor grote groepen. Verder is het grote terras, overblijfsel van de stadwallen, afgegraven om zo te dienen als onderaards museum. Daarbij ook delen van de middeleeuwse stadsmuur en poort gevonden.
Nieuwe situatie | ||
Oude situatie | |
In het historische deel van het paleis zijn de Habsburgse Pronkvertrekken bewaard gebleven. Deze bevinden zich voornamelijk in de vleugel langs de Burggarten en zijn, zoals eerder gemeld, ingericht tussen 1801 en 1807 door hertog Albert van Saksen-Teschen. Louis de Montoyer, welke voor de hertog ook het paleis van Laken bij Brussel heeft gebouwd, is verantwoordelijk voor het ontwerp. De zalen zijn voornamelijk in Franse Empire stijl uitgevoerd. Veel van de stijlelementen uit Laken zijn ook hier toegepast. Daardoor was het mogelijk de door de hertog uit Brussel meegenomen kunstvoorwerpen in ongeveer dezelfde omgeving terug te plaatsen.
Trappenhuis voor de restauratie
In 1822 erfde zijn adoptiefzoon Aartshertog Karl het slot en liet het aanpassen aan zijn eigen smaak.
Aartshertog Karl, in de veldslag bij Aspern
De Habsburgse pronkruimtes omvatte drie gedeeltes. De centrale museumzalen, welke door de appartementen van de vroegere eigenaars worden geflankeerd.
|
Het centrum van dit deel van het gebouw zijn is de museumzaal welke ontworpen is door Joseph Kornhäusl, welke beeldhouwwerken van Joseph Klieber bevat. Tot de onteigening in 1918 diende deze zaal als eet- en balzaal. |
|
Henriette van Nassau-Weilburg
Het appartement van aartshertogin Henriette von Nassau-Weilburg valt op door zijn zeer uitbundige en originele parketvloeren. Deze zijn gelegd door de beroemde Weense firma Danhauser in 1823 en door de kleurrijke wandversiering. Mogelijk zijn enkele van de onderstaande foto's gemaakt in deze kamers. | |
Het voor de balkonkamer gelegen uitzichtterras bied een prachtig uitzicht over de Burggarten en de Neue Hofburg. Aan het einde van deze vleugel bevind zich het zogenaamde Spaanse appartement. In deze vertrekken woonde de Spaanse koning Alfonso XIII. Zijn moeder was de zus van de laatste eigenaar van het Albertina, aartshertog Friedrich, van de Hongaarse tak van het Habsburgse huis. Deze Friedrich woonde in de tegenovergelegen vleugel, aan de kant van de huidige opera.
Voor bezoekers die via zoekmachines of rechtstreekse links op een losse pagina terechtkomen, is het met de onderstaande knop mogelijk de indexpagina te benaderen en zo de gehele site te bezoeken.